Cada día: doce enero
Enero
Gracias, Ayacata7
Él hombre es mi padre.
La mujer es mi madre.
Mi padre está en la cocina.
Mi madre está en la cocina.
Eres simpatico.
Deze zin beschrijft een vaste eigenschap, namelijk «aardig».
Estás enfadado.
Deze zin beschrijft een veranderlijke toestand «boos».
Voor vaste eigenschappen gebruik je ser, voor een veranderlijke toestand gebruik je estar.
enfadado = boos
Cada día: Usted, nosotros, vosotros, ellos
usted = u
nosotros = wij
vosotros = jullie
ellos = zij (meervoud)
Uitspraakregels:
De klinkers a, o, en e worden in het Spaans kort uitgesproken.
In het Spaans wordt de u uitgesproken als de oe in het Nederlandse woord koe.
De v wordt als een Nederlandse b uitgesproken.
In tegenstelling tot veel andere talen, worden in het Spaans in principe alle letters van een woord uitgesproken.
hablar presente
(usted) habla
(nosotros) hablamos
(vosotros) habláis
(ellos) hablan
comer presente
come
comemos
coméis
comen
vivir presente
vive
vivimos
vivís
viven